Khadija Arib (PvdA) stopt als Kamerlid: ‘Het werk is mij door het disfunctioneren van het Presidium simpelweg onmogelijk gemaakt. Ik voel me niet langer vrij en veilig. Ik hoop dat mijn kiezers begrip hebben voor het moeilijkste besluit uit mijn lange loopbaan’ – brief / reacties.
Brief Arib:
Beste burgers, lieve kiezers, Als volksvertegenwoordiger heb ik in de afgelopen 24 jaar veel meegemaakt, maar nog nooit zoveel als in de afgelopen 48 uur. Ik ben veel gewend, maar de (anonieme) dolkstoten van de laatste dagen, hebben ertoe geleid dat ik niet langer wens aan te blijven als Kamerlid. Ik ben bereid veel te verdragen, maar ieder mens heeft zijn grens. Het betreft hier aanvallen op mijn waardigheid.
Toen ik aantrad als Kamervoorzitter in 2016 kreeg ik de opdracht van de Tweede Kamer om de ambtelijke organisatie te reorganiseren en orde op zaken te stellen. Het Parlement is het hoogste orgaan van dit land en ik was (en ben) van mening dat aan de medewerkers van dit instituut ook de hoogste eisen mogen worden gesteld. Sommigen zullen mijn optreden als streng hebben ervaren, maar in zo’n omgeving is dat noodzakelijk. Mijn optreden heeft geleid tot een zichtbare verbetering van het functioneren van de Tweede Kamer. Toen ik aftrad heb ik de organisatie in goede staat achtergelaten en daarmee was mijn taak volbracht.
Afgelopen woensdagavond moest ik via de pers vernemen dat het Presidium een onderzoek naar mijn functioneren als vroegere Kamervoorzitter wil instellen omdat anonieme personen klachten over mij hadden.
Het Presidium heeft buiten het zicht van de Kamer de landsadvocaat de opdracht gegeven een zittend Kamerlid te controleren. Dit is niet alleen staatsrechtelijk onjuist, maar het is ook een dubieuze manier om met gekozen volksvertegenwoordigers om te gaan. Dit handelen van het Presidium is zeer schadelijk voor het reeds tot een dieptepunt gezonken vertrouwen van burgers in de politiek.
Het Presidium heeft met zijn optreden grote schade toegebracht aan mij als persoon, aan mijn functioneren als Kamerlid en als voorzitter van de tijdelijke commissie corona. Maar ook aan de Tweede Kamer en aan het democratische proces. Het Presidium heeft geen staatsrechtelijke bevoegdheid tot het instellen van onderzoeken naar collega-Kamerleden. Door dit wel te doen (en de manier waarop) heeft het Presidium zich schuldig gemaakt aan machtsmisbruik en het middel van onderzoek gepolitiseerd.
De collega’s die een brief hebben geschreven aan het Presidium, waarin ze opheldering vragen over de gang van zaken en de werkwijze ter discussie stellen, komen hiermee op voor het instituut Tweede Kamer. Ik wil de collega’s die onder de brief staan (Renske Leijten, Pieter Omtzigt, Lilian Marijnissen, Esther Ouwehand, Caroline van der Plas en Nicki Pouw-Verweij) bedanken. Tegelijkertijd valt het me zwaar dat mijn fractiegenoten ontbreken onder deze brief. Dat laatste heeft bijgedragen aan
mijn besluit.
Ik heb altijd vastgehouden aan het principe dat een Kamerlid haar termijn dient af te maken. Je bent gekozen door de kiezer en met dat mandaat ga je heel zorgvuldig om. Ik heb er dan ook nooit aan getwijfeld om door te gaan in de Kamer na de rampzalige nederlaag van de vorige Kamerverkiezingen of na de gang van zaken rondom de Kamervoorzitterschapverkiezing.
Die belofte kan ik niet langer waarmaken. Het werk als volksvertegenwoordiger en voorzitter van de tijdelijke corona-enquête is mij door het disfunctioneren van het Presidium simpelweg onmogelijk gemaakt. Ik voel me niet langer vrij en veilig in deze omgeving en onder deze omstandigheden kan ik mijn werkzaamheden als volksvertegenwoordiger niet langer voortzetten. Ik hoop dat mijn kiezers begrip hebben voor het moeilijkste besluit uit mijn lange loopbaan.
Khadija Arib
——–
Bedankt voor het kijken & vergeet niet te abonneren voor uw dagelijkse dosis politiek.
————–
Disclaimer
Iedereen is hier vrij om zijn mening te uiten, zonder een ander daar persoonlijk mee lastig te vallen. Zelfpromotie & dreigementen zijn niet toegestaan!
Ik wil iedereen de mogelijkheid geven zich te uiten maar hou het leuk.
NL
De vrijheid van meningsuiting is in Nederland beschermd in artikel 7 van de Grondwet. Dit grondwetsartikel regelt in de eerste plaats dat niemand vooraf toestemming van de overheid nodig heeft om iets te schrijven of te zeggen. Dat noemen we het verbod van censuur.
Vrijheid van informatie (of informatievrijheid) verwijst naar de bescherming van het recht op vrijheid van meningsuiting met betrekking tot de internet- en informatietechnologie (zie ook digitale rechten).
EU
Artikel 11 – De vrijheid van meningsuiting en van informatie
1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.
2. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.
BRON: Tweedekamer.nl